Hoger beroep Gerechtshof Den Haag

Heeft een bewindvoerder altijd recht op de vergoeding voor aanvangswerkzaamheden bij overname van een dossier?

Het gebeurt regelmatig dat personen die onder bewind staan een verzoek indienen om over te stappen naar een andere bewindvoerder. De diverse rechtbanken in Nederland oordelen wisselend over de vraag of de opvolgend bewindvoerder in dat geval recht heeft op vergoeding van de aanvangswerkzaamheden.

Ons kantoor is namens Jos Berentsen h.o.d.n. Berentsen Bewind in hoger beroep gegaan tegen twee beschikkingen van de Rechtbank Rotterdam, waarin de rechtbank had geoordeeld dat Berentsen Bewind als opvolgend bewindvoerder geen recht had op vergoeding voor de aanvangswerkzaamheden. Inmiddels heeft het Gerechtshof Den Haag twee (principiële) uitspraken gedaan.

Feiten
In de eerste zaak heeft rechthebbende de rechtbank op enig moment verzocht om zijn curator te ontslaan en Berentsen Bewind als opvolgend curator te benoemen. De rechtbank heeft het verzoek toegekend, maar daarbij overwogen dat Berentsen Bewind in het geheel geen recht heeft op de vergoeding voor aanvangswerkzaamheden. Dit omdat Jos Berentsen voorheen werkzaam is geweest bij de voormalige bewindvoerder van de rechthebbende en dus reeds bekend werd verondersteld met (het dossier van) de betreffende rechthebbende.

Het tweede dossier betreft een soortgelijke kwestie, maar in dat geval heeft de Rechtbank Rotterdam bepaald dat Berentsen Bewind recht had op 50% van de reguliere vergoeding voor de aanvangswerkzaamheden.

Oordeel van het Gerechtshof Den Haag
Voor de beantwoording van de vraag of een opvolgend bewindvoerder recht heeft op een vergoeding voor aanvangswerkzaamheden, gaat het hof in haar uitspraken eerst in op het systeem van vergoedingen voor bewindvoerders en curatoren. Daarbij overweeg het hof, onder verwijzing naar artikel 3 lid 6 van de Regeling beloning curatoren, bewindvoerders en mentoren, dat de kantonrechter slechts wegens uitzonderlijke omstandigheden kan afwijken van de forfaitaire beloning en de beloning op een andere wijze kan vaststellen.

Vervolgens overweegt het hof als volgt:

Het enkele feit dat verzoeker in het verleden al bewindvoerder en mentor van rechthebbende is geweest, hoeft niet te betekenen dat de aanvangswerkzaamheden bij zijn huidige benoeming tot rechthebbende en mentor minder omvangrijk zijn geweest. Los daarvan levert de omstandigheid  dat minder omvangrijke  aanvangswerkzaamheden  zouden zijn  verricht geen grond op voor afwijking van het forfaitaire beloningssysteem. Deze situatie kan naar het oordeel van het hof niet worden beschouwd als een uitzonderlijke omstandigheid, die  een  afwijking van het forfaitaire systeem rechtvaardigt. Van overige uitzonderlijke  omstandigheden die  een inbreuk op  het forfaitaire systeem rechtvaardigen, is het hof niet gebleken. Vast staat dat verzoeker daadwerkelijk aanvangswerkzaamheden heeft verricht.

Conclusie
Hoewel rechtbanken bij het benoemen van opvolgend curatoren, bewindvoerders en mentoren regelmatig oordelen dat er geen, dan wel beperkt sprake is van recht op de vergoeding voor aanvangswerkzaamheden, is dit vaak niet correct. Zoals blijkt uit de uitspraken van het hof, kan slechts wegen uitzonderlijke omstandigheden worden afgeweken van het forfaitaire beloningssysteem voor curatoren, bewindvoerder en mentoren.

Mocht u dus als curator, bewindvoerder of mentor geconfronteerd worden met een beschikking waarin aan u geen of slechts een beperkte vergoeding voor aanvangswerkzaamheden wordt toegekend, neem dan contact met ons op om te kijken of wij iets voor u kunnen betekenen.

De volledige uitspraken van het gerechtshof zijn hier en hier te lezen.

Geschreven door:

mr. M.N.G. Brok

Advocaat