Beslissing op bezwaar -

Termijn aanvragen bijzondere bijstand voor kosten bewind in de gemeente
’s-Hertogenbosch “volstrekt onvoldoende”.

Advies van de commissie van advies voor de bezwaarschriften aan het College van Burgemeester en Wethouders van de gemeente ‘s-Hertogenbosch d.d. 14 september 2022 en het besluit op bezwaar van het college d.d. 20 december 2022. 

Zoals eerder door ons werd gemeld en bij de meeste bewindvoerders met cliënten in de gemeente ’s-Hertogenbosch bekend is, is de termijn voor het aanvragen van bijzondere bijstand voor bewindvoerderskosten volgens de huidige beleidsregels “direct”. Met andere woorden, op de dag dat de bewindvoerder de beschikking ontvangt, moet direct bijzondere bijstand worden aangevraagd. Is dit niet dezelfde dag gebeurd, dan is hij of zij volgens de beleidsregels te laat. Met name de intakevergoeding zal dan niet vergoed worden vanuit de bijzondere bijstand.  

Ons kantoor heeft verschillende procedures tegen de gemeente ’s-Hertogenbosch lopen die met name zien op dit “bijzondere” beleid. Onderstaand is een van deze zaken, waarin de commissie in het voordeel van onze cliënte concludeerde. De gemeente legt dit advies echter naast zich neer.  

Feiten 
Rechthebbende is op 22 februari 2022 onder bewind gesteld. De bewindvoerder heeft op 10 maart 2022 bijzondere bijstand aangevraagd bij de gemeente ‘s-Hertogenbosch. De bijzondere bijstand is door de gemeente slechts toegekend met ingang van 10 maart 2022, waardoor de intakevergoeding niet voor vergoeding in aanmerking kwam. 

Ter zitting is gebleken dat de gemeente een onofficiële termijn van 10 werkdagen hanteert voor het indienen van een aanvraag bijzondere bijstand. Een bewindvoerder heeft dus in de praktijk 10 (werk)dagen de tijd om een vergoeding voor de intakevergoeding te verkrijgen voor een cliënt. Dit is niet in lijn met de beleidsregels en wellicht ook bij weinigen bekend.   

Oordeel commissie  
De commissie is over het bovenstaande duidelijk. Zij adviseren om het door ons ingediende bezwaar gegrond te verklaren, het bestreden besluit te herroepen en alsnog bijzondere bijstand toe te kennen met ingang van 22 februari 2022.  

In het advies overweegt de commissie het volgende: “Het college heeft bevestigd dat het digitale aanvraagproces via het portaal alleen kan worden doorlopen en kan worden afgerond als álle benodigde documenten worden bijgevoegd. Een bewindvoerder kan echter pas ná ontvangst van de beschikking van de rechtbank de benodigde documenten gaan verzamelen. Aangezien alleen al een bankinstelling – zoals een bewindvoerder onweersproken heeft gesteld – vier weken de tijd heeft om te reageren op een informatieverzoek van een bewindvoerder, acht de commissie de door het college gegeven termijn van 10 werkdagen volstrekt onvoldoende. Daarentegen worden de belangen die door artikel 44 van de Pw worden gediend, naar het oordeel van de commissie op geen enkele wijze geschaad. De commissie neemt daarbij in overweging dat de gemaakte bewindvoeringskosten aan vaste tarieven gebonden zijn en de noodzaak van onderbewindstelling bij rechterlijke uitspraak is vastgesteld”. 

Ook geeft de commissie het volgende opmerkelijke, maar uiteraard zeer terechte, advies: “De commissie geeft het college in overweging om in de Beleidsregels een redelijke termijn op te nemen voor het indienen van een aanvraag voor bijzondere bijstand voor bewindvoeringskosten, gerekend vanaf de ontvangst van de beschikking van de rechtbank door de bewindvoerder. Bij het vaststellen van die redelijke termijn dient het college te betrekken dat een bewindvoerder geacht wordt een complete digitale aanvraag in te dienen en voldoende tijd dient te hebben om de benodigde documenten op te vragen”.  

Besluit college van B&W  
Het besluit van het college is als volgt: “In tegenstelling tot het advies van de commissie van 14 september jl. besluiten wij om uw bezwaarschrift ongegrond te verklaren. Dit betekent dat u geen gelijk krijgt en het besluit van 13 april 2022 in stand blijft.” 

Vervolgens geeft het college een motivering waarin zij uiteenzet waarom zij van mening is dat er geen sprake is van bijzondere omstandigheden op grond waarvan zij af had moeten wijken van het uitgangspunt dat bijzondere bijstand in beginsel niet met terugwerkende kracht wordt toegekend. Dit doet zij door te stellen dat er sprake is van buitenwettelijk begunstigend beleid en zegt vervolgens simpelweg: “Deze late reactie van bewindvoerder komt voor rekening en risico van bezwaarmaker en vormt geen bijzondere omstandigheid die moet leiden tot het afwijken van het beleid”. 

Conclusie 
De onderbouwing waarom het college het advies van de commissie naast zich neerlegt en waarom zij van oordeel is dat er geen sprake is van bijzondere omstandigheden, ontbreekt volledig. Zij vindt dat de late reactie van de bewindvoerder (12 werkdagen), voor rekening en risico dient te komen van rechthebbende waardoor zij de kosten van vóór 10 maart 2022 van haar WIA-uitkering (bijstandsniveau) moet betalen.  

De commissie heeft sinds de beleidswijziging van 14 oktober 2021 meerdere bezwaarschriften ontvangen. Inmiddels heeft zij dan ook meer kennis opgedaan over het beleid, het proces van aanvragen en de verschillende bezwaren die spelen. Het stemt positief dat ook de commissie inmiddels tot oordeel is gekomen dat het beleid van de gemeente ’s-Hertogenbosch onrechtmatig is.  

Dat de gemeente dit advies vervolgens, naar onze mening absoluut onvoldoende gemotiveerd, naast zich neerlegt, kan niet als een verrassing worden gezien. Wij hebben meerdere procedures lopen die betrekking hebben op het huidige beleid van de gemeente ’s-Hertogenbosch en het is simpelweg wachten op de eerste uitspraken van de rechtbank. Wij zien deze met vertrouwen tegemoet.

Wordt vervolgd. 

Geschreven door:

mr. M.N.G. Brok

Advocaat